ALTENA - Het gemeentebestuur van Altena vindt het niet passend om oud-burgemeester Van der Lely 'fout in de oorlog' te noemen. Dat is de conclusie van het college na vele onderzoeken over het handelen van de oud-burgemeester van Woudrichem tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het college sluit zich aan bij eerdere excuses van de landelijke overheid met betrekking op het overheidshandelen in oorlogstijd en ook zal Altena nog een extra bijdrage van 1000 euro doneren voor het onderhouden van het Holocaust Namenmonument in Amsterdam. Burgemeester Egbert Lichtenberg hield dinsdagavond voor aanvang van de raadsvergadering een toespraak over de kwestie. Aanleiding daarvoor zijn publicaties van Bert van Straten en Raoul Nijst over het handelen van de burgemeester Jacob van der Ley tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Lichtenberg: “Hij was een burgemeester die reageerde op een van hogerhand aan hem voorgelegd verzoek. Maar hij heeft geen enkele keer op eigen initiatief de bezetter geholpen. Ook was er nimmer sprake van persoonlijk gewin. Jacob van der Lely voldoet daarmee in veel opzichten aan het bekende cliché van de ‘burgemeester in oorlogstijd’. Zij voelden zich gedwongen om ten behoeve van het grotere belang op hun post te blijven en te redden wat er te redden viel.”
Altena wil daarom dat de verhalen over de oorlog, waaronder over de razzia’s in Veen, de Merwedegijzelaars, de liniecrossers en de beschietingen in de frontlinie tijdens de winter van 1944, verteld blijven worden. Doel is om daarvoor een plek in te richten. Lichtenberg zegt het verder niet nodig te vinden dat Altena zelf excuses maakt. Ook de Burgemeester Van der Lelystraat in Woudrichem blijft bestaan.